maandag 27 januari 2014

Een paar overpeinzingen in een week Moskou en Sint Petersburg 2013


Een paar overpeinzingen in een week Moskou en Sint Petersburg

Groot, groots en indrukwekkend
 
Een oude wens gaat in vervulling: we gaan naar Sint Petersburg en knopen er Moskou aan vast. Als we dan toch de stap wagen naar Rusland, dan ook maar meteen twee vliegen in één klap. Die beslissing is goed geweest, want deze twee steden zijn zo verschillend, dat een van beide ons een verkeerd beeld had gegeven.

Het is echter moeilijk het verschil goed te omschrijven. De overeenkomst is makkelijker: alles om ons heen is groot, groots en indrukwekkend. Alleen de mensen hebben normale proporties.

De eerste dag in Moskou kan ik bijna alleen maar sprakeloos om me heen kijken. Gigantische gebouwen waar je ook kijkt, vaak op enorme afstand van elkaar, omdat er zeer brede wegen tussen liggen, tot wel elf of dertien banen. Oneven aantal, want de middelste baan is gereserveerd, niet voor de lijnbus, maar voor Putin en consorten.
Ergens in mezelf zat een grijs, donker, somber beeld van Moskou. Waarschijnlijk versterkt door die enorme muur van het Kremlin met daarbovenop een paar kleine poppetjes, de leiders.

Ook al regent het deze dagen vaak, de stad is niet somber. Er is vrij weinig groen, hoewel er wel gigantisch grote parken zijn, zoals VDNKh, waar in 1939 een wereld­landbouw­tentoonstelling is gehouden. Enorme beelden torenen hoog boven de bomen uit.
We stoppen bij het Witte Huis, waar twintig jaar geleden Jeltsin op een tank stond. Enorm gebouw, weer helemaal gerestaureerd, veel ruimte eromheen en ertegenover een gigantisch hotel, 198 meter hoog, het hoogste van Europa, gebouwd in de tijd van Lenin.
Alles wat gebouwd is in de communistische tijd moest het grootst van de wereld worden. Het gebouw dat Stalin op de plaats van de opgeblazen Verlosserskathedraal wilde bouwen, moest hoger worden dan het Empire State Building: driehonderd meter plus een beeld van Lenin van nog eens dik honderd meter. De natuur speelde de Sovjets parten, want er was te veel kwelwater op deze plek. (Eind jaren negentig liet Jeltsin  er de Verlosserskathedraal herrijzen…)
Er is heel veel te zien in deze stad met zeker tien miljoen inwoners, maar nergens klopt het met mijn idee van donker en somber.

Uiteraard is het de bedoeling geweest van de Sovjetleiders om indruk te maken; als je zelf een nietig mens bent is dat misschien wel nodig. Ze zijn er wel in geslaagd, want wij staan herhaaldelijk met open mond te kijken.
De muur van het Kremlin aan de kant van het Rode Plein ís ook imposant, met het mausoleum van Lenin ervoor. Het plein zelf is gigantisch groot en aan de andere kant staat een kolossaal warenhuis. Ik kom wel aan mijn kilometers.

Van ‘groots’ en ‘indrukwekkend’ word ik altijd wat balsturig; dat gebeurt ditmaal helemaal niet. Waar dat aan ligt? Omdat het hier écht zo is?


Echt?

De mensen zijn echt. Hun geloof is echt. Ze zijn niet met massa's, gedirigeerd, wel met velen, stuk voor stuk binnendruppelend. Meest vrouwen. Met boodschappentassen of volgens de laatste mode gekleed. Ze haasten zich naar een icoon, wachten in de rij tot ze die mogen kussen. Staan lang stil te bidden.
Alles om hen heen is groot en hoog. En goud en gekleurd en veel. Het ruikt er naar de bijenwas van de brandende kaarsen. Meestal is het vrij donker. En altijd heb je het gevoel dat je in een eeuwenoude omgeving bent.
Ergens hangen foto's van mensen die hun geloof belijden, je ziet allerlei rituelen. Elders staan grote schermen met beelden en geluiden van een processie en een kerkdienst. Er wordt veel en mooi gezongen.

Dan komen de verhalen van onze gids en realiseren we ons dat in dit land zo’n vijfenzeventig jaar niet aan godsdienst gedaan mocht worden, dat kerken leeggehaald zijn en ingericht voor heel andere doelen of afgebroken. Bijna alles wat wij zien is nieuw of zoals Marina zegt: vernieuwbouwd. De muurschilderingen die we zien zijn nieuw, veel van de iconen ook, maar dat laatste mag in deze religie. Een enorme basiliek staat er pas vijftien jaar in plaats van honderdvijftig, zoals je zou denken. Het interieur is rijk en schitterend versierd met schilderingen in vele kleuren, vaak ook trompe l’oeil, het oog bedriegend. Allemaal ‘namaak’, nagemaakt van oud, door zeer bedreven, echte ambachtslieden, kunstenaars.
 
De invloed van de kerk op de staat is groot; die twee houden elkaar in bedwang, zegt ze. Het aantal gelovigen neemt toe. Dat is echt.
 

Reflectie op Rusland
 
Bij het wakker worden vanochtend, weer in mijn eigen bed, vraag ik mij af of ik in de afgelopen, Russische week meer had moeten reflecteren. Had ik toch woorden moeten vinden voor mijn dagboek?
Had ik dan beter onthouden hoe het er uitzag daar in Rusland? Ik herinner me de eerste beelden vanuit de bus: een brede straat met grote grijze gebouwen, de muur van het Kremlin met achter steigers voor de OS in Sotchi, het mausoleum van Lenin. Zandwegen op het platteland. Er komen steeds meer plaatjes, al ben ik geen beelddenker.
Wist ik dan nog hoe het klonk? Ik hoor de bijzondere uitspraak en intonatie van het Nederlands van onze tolk. De prachtige polyfonie van de vijf mannenstemmen in een kathedraal van het Kremlin. Er komen steeds meer geluiden, gelukkig.
Voel ik dan nu nog wat ik daar ervoer? Zoals toen ik de grote mand met paddenstoelen zag in de metro? De verbazing over de paleizen onder de grond? Mijn verwarring in de kerken?

De hele dag houdt deze vraag mij bezig. Komt het daardoor dat er toch steeds meer herinneringen boven komen?
Er zijn van de week momenten geweest dat ik niet meer wist naar welke voorstelling we twee dagen eerder waren geweest of waar ik s morgens had gelopen. Vandaag krijg ik weer een heleboel helder, letterlijk en figuurlijk.
En ja, natuurlijk helpt het dat ik nog weer eens op het programma heb gekeken. En dat ik heb gegoogeld hoe het ook weer zat met die idioot grote, nog maar vijftien jaar oude kerk, die eruit ziet als tien keer zo oud. En dat ik een paar mensen wat indrukken heb verteld.

Dat heeft me nu achteraf wel aan het reflecteren gezet, maar nog steeds heb ik niet voor alles woorden. Maar gelukkig kan ik weten zonder woorden.



Co-incident 10

We hebben Spotify ontdekt: alle muziek van de wereld op elk moment van de dag. Steeds nieuwe verrassingen en je hoeft geen cd’s meer te wisselen. Jos tipte Christina Pluhar en l’Arpeggiata. Nooit van gehoord, maar een melodieuze verrassing. Dus nu buiten de zon schijnt, maar ik in mijn werkkamer op het noorden een klus moet afmaken, probeer ik me te laten opvrolijken door de vroeg-Europese muziek van Christina en haar groep.

Het programma voor de Kasteelconcerten moet rond. Plaatjes van Ampsen en de Wildenborch, net als informatie over die huizen, zijn snel gevonden. De layout lukt met wat gepiel ook aardig. Maar Rien heeft nog steeds niet alle gegevens aangeleverd. Ik baal ervan en bel hem. Hij zit, hij wel, in de zon bij Bon’Aparte de lunch voor zondag te bespreken. Gelukkig begrijpt hij meteen mijn frustratie en komt hard naar de Zwiepseweg gefietst, enthousiast als altijd.


Samen zetten we ons voor de pc en bekijken de folder-in-wording. Dan zegt hij ineens: ‘Héé,  maar die muziek, die ken ik! Dat nummer ben ik aan het instuderen voor een concert met Ellen Pieterse!’

Co-incident 9




Die zomer zouden we voor het eerst naar Scandinavië, een VW-busje was al gekocht. Eddie hoefde alleen nog maar te slagen voor zijn rijbewijs en dan konden we beginnen aan ons eerste grote, buitenlandse avontuur. Ben en Hans waren ons voorgegaan en nu zouden zij als gids fungeren. En ja, toen werd het niets met dat rijbewijs, dus voeren we per boot van IJmuiden naar Kristiansand, als backpackers, hoewel dat toen nog niet zo heette.
Juli 1971 zetten we voor de eerste keer voet aan wal in Noorwegen. Ben en Hans wisten een prachtig kampeerplekje voor de eerste dagen. We moesten met de bus en bestelden kaartjes naar ‘Hoofach’. Pas toen we op de kaart een plaatsje aanwezen waar ‘Høvåg’ bijstond, begreep de chauffeur waar hij ons eruit moest laten.

Een foto van dit paradijsje hangt al ruim veertig jaar op onze werkkamer als symbool voor schoonheid en vrijheid: beenbreekvelden, een kristalhelder meertje, een eland op het pad en de kust vlakbij. Geen mens die kwam vragen wat we daar deden of die ons wegstuurde. Het gevoel van toen kan ik zó weer ophalen.

Dit jaar besloten we een nieuw bed aan te schaffen, goede nachtrust is tenslotte onontbeerlijk voor oudere mensen. We gingen op onderzoek uit in het grote Zweedse warenhuis en we besloten te gaan voor de matras ‘Høvåg’. Nog maar kort geleden is Ikea namelijk begonnen om haar producten ook Noorse plaatsnamen te geven. Omdat we inmiddels weten hoe je in Scandinavië meteen komt waar je wezen wilt, vroegen wij dus naar ‘Heuwoog’ (met de g als in good). Dat kenden ze niet. Pas toen we in de winkel aanwezen wat we wilden, begrepen ze ons: “Ooh, Hoofach!” zegt de mevrouw.
- - -
Het onderstel van het bed heet ‘Engerdal’. Dat is de naam van de plaats waar we in de jaren tachtig door een aardige juffrouw in een huisje op het dorpsplein werden doorverbonden als we naar Femund Canoe Camp belden!