Tot haar dood in 2010 woonde mijn moeder in Huize St. Jozef,
een verzorgingshuis dat oorspronkelijk werd gerund door nonnen. Deze vrouwen
woonden nog op de zolder van het gebouw, maar hadden officieel geen taak meer.
Wel hielden ze de bewoners gezelschap en deden daarmee veel goeds. Er woonde
ook nog een gepensioneerde pastoor, niet op de zolder, gewoon in een kamer. Ik
ging nog wel eens naar hem toe voor een praatje. Hij wist veel, was op veel
plaatsen in de wereld geweest en had belangstelling voor alles. We konden het
goed samen vinden.
De zusters werden tegen hun zin door hun convent
‘teruggeroepen’ naar Denekamp, ‘want dat was goedkoper’, zei zuster Materna
spijtig. Na de dood van mijn moeder werden alle bewoners, inclusief meneer pastoor,
overgeplaatst naar een ander verzorgingshuis in Lochem.
Vanochtend moest ik naar de kno-arts en toen ik de
polikliniek uitliep, kwam ik bij de deur twee oudere mannen tegen. Ik herkende
de pastoor, liep terug en sprak hem aan. Het was een leuk weerzien. Hij
vergezelde de man naast hem, in wie ik een Voortman meende te herkennen. We
hadden het erover hoe we onze tijd vulden. Toen ik vertelde dat we vaak in
Zweden waren, zei ‘Voortman’: “Mijn zoon heeft ook een huis in Zweden!” Dus
concludeerde ik dat hij de vader moest zijn van Hans Greutink. “Want ik zie aan
je dat je een broer bent van Jan Voortman.” Nog had ik de kronkel niet in de
gaten. “Nee,” zegt hij, “ik ben getrouwd met de oudste Voortmandochter.” “Dan
zijn jullie al zo lang bij elkaar, dat je op elkaar bent gaan lijken.” Meneer
pastoor vond dat hij zijn DNA maar eens moest laten testen, want ook generaties
geleden ...
De naam Hans Greutink ken ik pas sinds een maand. Zijn neef
Christian, de zoon van Jan, was met vrouw en kinderen bij ons te gast in
Zweden. Ze waren op weg naar het huis van hun neef in Ekshärad.