Als vroeger je amandelen geknipt moesten worden, bestond de
voorbereiding alleen uit ‘niet bang zijn, je hoeft maar één nachtje te blijven
en dan mag je weer naar huis’. Geen boekjes, geen koffertje met medisch
gereedschap. Nee, voor de leeuwen, in mijn geval een man in een wit pak met een
kapje in zijn hand.
Het is mijn vroegste herinnering, ik was twee jaar en tien
maanden. Ik lag in een spijlenbedje op een grote zaal en moest erg huilen, de
lakens waren helemaal rood. De beweegbare Bambi deed z’n best, maar dat hielp
niet. Een lieve dame boog zich over me heen en troostte me.
Na één nachtje naar huis? Niets ervan, ik huilde, de lakens
werden steeds weer rood en ik moest vijf nachtjes blijven. Ik weet ook nog hoe
blij ik was toen ik, achter de brede rug van mijn vader zittend, weer naar huis
werd gefietst.
Twintig jaar later werkte ik in het Lochemse ziekenhuis. Op
een dag kwam ik in een oude badkamer om mijn handen te wassen en werd
overvallen door een heel onprettig gevoel, ik raakte er door van slag. Thuis
gekomen vertelde ik het aan mijn moeder. “Oh,” zei ze, “kan ik me voorstellen,
dat is de badkamer waar ze je toen ‘s nachts naartoe brachten, omdat je anders
met je gehuil de hele mannenzaal wakker hield.”
Sindsdien ben ik niet meer bang in het donker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten