Hij heeft wel wat losgemaakt, De Buurman. Die dialogen. Geen verhaal en toch ook wel. Allemaal met een kern, geen losse eindjes. Hoe kreeg Voskuil ze op papier? Vast en zeker zonder dictafoon. Een ijzersterk geheugen? In één keer of na heel vaak bijschaven? Hoe lukte het om ze zo natuurlijk en toch niet in echte spreektaal op te schrijven? Alsof ze echt zó zijn gezegd, levensecht, terwijl dat niet zo is? Hoe krijg je dat voor elkaar? Las hij de dialogen voor? Aan wie?
En dan de menselijke kant. Ik leef ik me makkelijk in. Niet in de buurmannen Peer en Petrus. Wel in Maarten en Nicolien. Niet in een van beiden, nee, in allebei. Dan meer in de een, dan weer vooral in de ander. Geen sympathie voor de een of voor de ander, nee, voor beiden. Soms meer voor de een, dan weer voor de ander. Hele stukken dialoog, of laat ik hier maar zeggen woordenwisseling, zelfs ruzies, voelde ik mee. Als in déjà vu's. Af en toe best gênant. Ik schrok van de herkenning. Het ligt voor de hand te denken dat ik Nicolien was, want vrouw. Zij zoekt spijkers op laag water, is heel onzeker. Maar ik was minstens zo vaak Maarten: de toeschouwer met zijn vileine kijk op de gebeurtenissen en zijn buren. Voor mij voelen ze eigenlijk als één persoon.
Ik spiegel aan mezelf, aan ons. Kan ik onze dialogen ook in woorden vangen? Zouden ze erg afwijken van die van Maarten en Nicolien? Durf ik ze op te schrijven? Zal ik ervan schrikken? Kan ik er om lachen? Kan ik mezelf geruststellen: zo gaat het als je dicht op elkaar leeft? Zo lang al? Ontstaat er dan langzamerhand een symbiose? Groei je naar vaste patronen? Wil je die nog doorbreken?
Genoeg om te onderzoeken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten