zaterdag 14 april 2012

Geestverwant

"En toch vind ik zo'n voor de hand liggende verklaring niet interessant. Geconfronteerd met bizarre voorvallen grijpen sommigen naar een spirituele theorie, anderen gaan ze rationeel verklaren. Ik wil ze op zichzelf laten staan." (...) "Ik vind dat je niet moet verklaren wat je niet kúnt verklaren." (...) "Ze zijn wonderlijk, je kunt er niet veel meer over zeggen. De wonderlijkheid ervan spiegelt de wonderlijkheid van het feit dat we er überhaupt zijn. Wie de ervaring verklaart, helpt het wonder om zeep."

Coen Simon in Trouw, 14 april 2012

woensdag 11 april 2012

Co-incident 6

Anjolien Beumkes was op de lagere school mijn hartsvriendinnetje. Na de eerste klas van de hbs scheidden onze wegen. Af en toe kwamen we elkaar tegen, ergens op een straathoek of in een winkel. Voor het laatst in 1997. Zij woonde met haar gezin in Oosterbeek, ik in Lochem.
Vader Beumkes had bij de burgerlijke stand gevochten om zijn nakomelingetje genoemd te krijgen naar zijn drie oudste kinderen, An, Joop en Ien. Ambtenaren beslisten nog over onze namen. Heimelijk waren we allemaal wel een beetje jaloers op die mooie naam.
Donderdag voor Pasen had een kennis het over háár vriendinnetje op de basisschool: Anjolien Lenderink. Natuurlijk vertelde ik waar die naam vandaan kwam. Maar dat klopte niet, volgens Wilma. Haar Anjolien was genoemd naar de oma's en het begin van de familienaam. Willy, de tante van deze Anjolien, was vroeger ook een vriendinnetje van ons, dus ik trok het verhaal in twijfel.
De volgende dag zag ik steeds het gezicht van dominee Van der Heijden voor het raampje in de deur van de vierde klas. Anjolien werd uit het lokaal gehaald en moest mee naar huis. De juf vertelde ons met een betraand gezicht dat haar grote broer Joop met zijn motor was verongelukt. Op de Schoneveldsdijk waar wij de dag ervoor hadden gefietst en naar de bloeiende lissen gekeken.
Zaterdag ging ik voor het eerst sinds jaren weer naar de Matthäus Passion in de Gudula Kerk in Lochem. In de pauze keek ik om me heen en, in de rij achter ons, zat Anjolien met haar man. We pakten elkaar vast en ik zei dat ik de dagen ervoor aan haar had gedacht, en aan Joop. Toen vertelde ze dat ze het nu ook had meegemaakt, net zoals haar en mijn ouders: twee jaar geleden verloren ze hun oudste dochter, door suïcide.
Midden tussen de mensen, in de pauze van de passiemuziek, was er even alleen nog het gevoel dat alle lijnen ineens parallel liepen, of de geschiedenis zich herhaald had. Alsof er niets verandert.
We spraken over wat de dood van een kind voor onze ouders heeft betekend. De hare gingen op hoge leeftijd nog uit elkaar; bij ons haakte papa af. Nu is er hún enorme verdriet en hún gevecht voor een toekomst samen.
Het heftigste deel van de Matthäus moest nog komen, zei ze.

De Buurman

Hij heeft wel wat losgemaakt, De Buurman. Die dialogen. Geen verhaal en toch ook wel. Allemaal met een kern, geen losse eindjes. Hoe kreeg Voskuil ze op papier? Vast en zeker zonder dictafoon. Een ijzersterk geheugen? In één keer of na heel vaak bijschaven? Hoe lukte het om ze zo natuurlijk en toch niet in echte spreektaal op te schrijven? Alsof ze echt zó zijn gezegd, levensecht, terwijl dat niet zo is? Hoe krijg je dat voor elkaar? Las hij de dialogen voor? Aan wie?

En dan de menselijke kant. Ik leef ik me makkelijk in. Niet in de buurmannen Peer en Petrus. Wel in Maarten en Nicolien. Niet in een van beiden, nee, in allebei. Dan meer in de een, dan weer vooral in de ander. Geen sympathie voor de een of voor de ander, nee, voor beiden. Soms meer voor de een, dan weer voor de ander. Hele stukken dialoog, of laat ik hier maar zeggen woordenwisseling, zelfs ruzies, voelde ik mee. Als in déjà vu's. Af en toe best gênant. Ik schrok van de herkenning. Het ligt voor de hand te denken dat ik Nicolien was, want vrouw. Zij zoekt spijkers op laag water, is heel onzeker. Maar ik was minstens zo vaak Maarten: de toeschouwer met zijn vileine kijk op de gebeurtenissen en zijn buren. Voor mij voelen ze eigenlijk als één persoon.

Ik spiegel aan mezelf, aan ons. Kan ik onze dialogen ook in woorden vangen? Zouden ze erg afwijken van die van Maarten en Nicolien? Durf ik ze op te schrijven? Zal ik ervan schrikken? Kan ik er om lachen? Kan ik mezelf geruststellen: zo gaat het als je dicht op elkaar leeft? Zo lang al? Ontstaat er dan langzamerhand een symbiose? Groei je naar vaste patronen? Wil je die nog doorbreken?

Genoeg om te onderzoeken.

zaterdag 24 maart 2012

Co-incident 5

Iedereen kent het beeld van Wim Kok die de computermuis hanteert alsof het de afstandsbediening van de tv is. Niemand weet dat hij bij bakker Klontje op Schier de ene na de andere klant moest laten voorgaan, omdat hij niet begreep dat hij een nummertje moest trekken. Dat heb ik hem toen geleerd. 
Tegenwoordig wacht hij niet meer op zijn beurt.

woensdag 21 maart 2012

Co-incident 4


Gisteren, op de eerste dag van de lente, zijn de webcamera's bij Hornborgasjön weer geactiveerd. In 1981 gingen wij daar voor het eerst  de dans van de kraanvogels bekijken. In die tijd lag het hoogtepunt omstreeks 10 april, nu zeker tien dagen eerder.
De kraanvogels maakten zoveel indruk dat wij sindsdien een logo hebben.
's Zomers in Rumperyd worden we gewekt door de 'tranor' die om ons heen broeden.

In 1998 kwam ik met het American Exchange Program terecht in Baraboo (Wis.), een gat zo'n tachtig kilometer van het Madison Area Technical College. Het doel van de uitwisseling viel daardoor wat in het water. Maar tot mijn grote verbazing en blijdschap was Baraboo de zetel van de International Crane Foundation. Dit is een project waar men kraanvogels uit de hele wereld uitbroedt en opvoedt tot ze weer uitgezet kunnen worden in hun oorspronkelijke leefomgeving. Zo heb ik dus bijna alle soorten kraanvogels van de wereld met eigen ogen gezien en vrijwel geen student ontmoet.
Wij volgen de webcamera's dagelijks en keken ook vaak op 1 april 2009: die dag waren er ongeveer 15.500 kranen bij Hornborgasjön, het maximum dat jaar. Joke Frank, een dierbare bekende, maakte die ochtend een prachtige foto van een eenzame kraanvogel die voor de zon langs vloog. 's Avonds ging ze nog even weer ging kijken, zakte in elkaar en overleed.

zondag 18 maart 2012

Benul van tijd

Wat is dat toch? Het lijkt alsof ik steeds minder benul van tijd heb. Laat ik proberen dat te verduidelijken. Ooit waren Pasen of Kerstmis vaste punten in mijn tijdsbesef. Niet omdat ik ze vierde, maar doordat ze omringd werden door vrije dagen waarop ik bijzondere dingen deed. Volgens de kalender is het over drie weken Pasen, maar ik heb niet meer het benul wat 'drie weken' is. Voorheen wist ik, dat idee heb ik althans, wat ik allemaal kon doen in de periode tot. Die en die boeken lezen, dat en dat werk afmaken. Dat is helemaal weg. Laat staan dat ik weet over hoeveel tijd het Pasen is.
Het lijkt alsof ik in een bootje op een groot, een klein beetje golvend water dobber zonder ankerpunten. En ik zie wel waar ik uitkom. Zelfs in mijn agenda kijk ik bijna niet meer. Laat staan dat ik me ergens op voorbereid.
Is het lastig? Vind ik het vervelend? Nee, dat geloof ik niet. Het is ook niet zo dat ik het roer niet meer aanraak of het stuur kwijt ben. Hoogstens ben ik af en toe verrast, omdat er iemand voor de deur staat, die ik niet verwacht had. Of dat niet af komt wat ik me had voorgenomen te doen. Zou het gaan lukken zonder aanlegsteigers?
Af en toe kan ik het leven op me af laten komen!

Fascinerend

Op de website van Art of Neuroscience staat de uitslag van een wedstrijd voor neurowetenschappers die zich nu eens niet door de inhoud van hun onderzoeksobject lieten leiden, maar door de schoonheid ervan. De winnende video, met muziek, is fascinerend, want kan ook van jouw of mijn brein zijn gemaakt. In de .pdf die genoemd wordt, staan alle inzendingen met verklaring.

vrijdag 16 maart 2012

Co-incident 3

Op vrijdag ben ik vaak alleen op mijn troosteloze werkplek achterin een tot school omgebouwd fabriekscomplex in Hengelo. Daar word ik over het algemeen niet vrolijk van. Maar de laatste tijd komt Kevin langs om het oud papier van de afgelopen week op te halen. Hij is een jonge, enthousiaste conciërge, hevig geïnteresseerd in ruimtevaart. Hij vertelt er graag en boeiend over. Met zijn vader is hij naar de laatste lancering van de Discovery geweest.  Zo kregen we het over zijn ouders en zijn herkomst. Laat hij in 1988 zijn geboren in de Prins Clauslaan in Lochem, min of meer tegenover ons. Wij verhuisden daar vandaan in 1989 naar de Zwiepseweg, 'naast juffrouw Leeuwrik' zoals ik het vaak aanduid. "Die heeft mij ter wereld geholpen", zegt hij. Onze buurvrouw had Kevins geboortekaartje nog, dus dat kon ik hem laten zien.
Vandaag is het een minder troosteloze vrijdag, omdat ik een nieuwe collega inwerk. Kevin komt weer langs en ik vertel Jantien, die in Goor woont, wat hem en mij bindt. Zegt Jantien: "Dat moet dan diezelfde juffrouw Leeuwrik zijn, die aanvoelde dat er met de geboorte van mijn dochter iets mis dreigde te gaan. Ze kwam spontaan bij me langs, waardoor we net bijtijds in het ziekenhuis waren voor de geboorte van een gezond kind."

woensdag 14 maart 2012

Mijn tijd mag wel snel gaan

Dat de tijd tijd sneller gaat als je ouder wordt, zegt Douwe Draaisma, kun je op verschillende manieren verklaren. Een daarvan heeft te maken met het feit dat nieuwe indrukken, bijv. tijdens een vakantie naar een nieuw oord, de tijd lijken te vertragen. Als oudere maak je gemiddeld minder nieuwe dingen mee, dus lijkt de nog beschikbare tijd juist vlugger te verstrijken. De paadjes in je hersenen zijn verder uitgesleten, je glijdt er sneller overheen.

Het valt me op dat ook jongeren tegenwoordig steeds meer klagen dat de tijd zo snel gaat. Dat ze niet meer kunnen bijhouden wat ze willen bijbenen, hoe hard ze ook getraind hebben op de sportschool. En toch krijgen juist zij heel veel nieuwe indrukken, waar ze trouwens ook nog eens steeds zelf naar op zoek zijn. Voor hen gaat de tijd dus ook te snel. Wat is er aan de hand?

Het verschil kan 'm natuurlijk zitten in het idee dat ouderen hebben: "Mijn tijd raakt op", terwijl jongeren alles wat ze willen niet in die ene dag geperst krijgen en zo tekort komen. Maar dat is niet het enige. Het kan ook niet liggen aan de oude hersenpaden die al zo uitgesleten zijn, dat ze reageren als glad ijs. De paadjes van de jeugd zijn nog weerbarstig.

Als wij op het Zweedse platteland zijn, is er bijna een tekort aan prikkels en doen we relatief vaak dezelfde dingen. Daar zou de tijd, gerekend naar deze jongere kijk op de zaak, dus heel langzaam aanvoelen. Voor de eerste helft van de vakantie geldt dat inderdaad, maar zo gauw het vertrek toch echt in zicht komt, gaan we plannen maken om de korte tijd die ons daar rest te vullen met alles wat we nog willen. Dat geldt ook voor het begin van de dag, als we langzaam op gang komen, zonder directe voornemens. En dan ineens ook nog een heleboel kunnen lezen en schrijven of een eind wandelen. Pas op het moment dat we op de klok kijken en zien dat het 'al' twee uur is.... dan komen we tijd tekort.

Er lijkt dus een verband te zijn tussen de hoeveelheid plannen en de beschikbare tijd. Jonge en oude mensen maken plannen, de beschikbare tijd in het algemeen verschilt. Als je het per tijdseenheid, bijvoorbeeld per dag, bekijkt, is er echter geen verschil. Dan zou het kunnen betekenen dat alles wat je in een begrensde tijd wilt doen, de snelheid ervan bepaalt. Dus zou de tijd voor mensen die geen plannen meer maken, heel lang aanvoelen. Is dat ook niet wat je hoort van eenzame bejaarden die wachten op het eind van hun leven?

Kortom: als je wilt dat je veel tijd hebt te besteden, dus dat de tijd langzaam gaat, moet je geen plannen meer maken, niet op de klok kijken, je onthouden van nieuwe prikkels of van nog heel veel dingen (willen) doen. Douwe, waar blijf je? En waar blijf ik?




Naschrift:
In tijden dat ik afstand moest nemen van verdriet was het fijn dat de tijd snel ging.

Co-incident 2

In 1975 trokken we met een opgeknapte Landrover door Noorwegen. Ongeplande route, iedere ochtend was nog onbekend waar we 's avonds zouden slapen. Op een middag kwamen we ergens op een berg met veel haarspeldbochten in dichte mist terecht. Voorzichtig en verstandig als we meestal zijn, besloten we in zo'n haarspeldbocht onze tent op te zetten. Na het eten liepen we wat doelloos heen en weer door de laag hangende wolken, toen we het geluid van een 2CV meenden te horen. "Daar komt Boeije!" grapten we. Uit de hoogte kwam het gepruttel dichterbij en ja, een lelijke Eend, een Nederlandse ook nog. Er was toch verder niets te doen, dus keken we wat nauwkeuriger naar deze drieste toerist. Tot onze stomme verbazing was het inderdaad Boeije, een goede vriend uit Lochem, samen met zijn zwager Wim. Zij hadden van de ene op de andere dag besloten om een weekje Noorwegen te doen. Hún tocht was nog ongeplander dan de onze.

35 jaar later haalde ik deze herinnering op met Wim en toen werd het verhaal nog mooier. Diezelfde ochtend waren ze van een camping vertrokken, waar de nacht ervoor zijn kersverse vriendinnetje met haar ouders had geslapen. Hij hoorde het pas toen ze weer in Nederland waren. Er waren nog geen mobieltjes.

zaterdag 10 maart 2012

Zoek plaatje



Deze kunstzinnige impressie had ik in mijn onschuldig enthousiasme acht keer verstuurd naar een goede vriend, op steeds weer een andere manier. Iedere keer meldde hij dat de foto niet was overgekomen. Ten einde raad stuurde hij gisteravond een schermafdruk van wat bij hem steeds binnenkwam.... dit plaatje.
Zelden gelachen als ik niet begrepen werd, laat staan gegierd. Nu kon ik niet ophouden.

Zoek plaatje!

Momenteel is al eeuwen kortstondig

Mindfulness predikt leven in het moment. Hoeveel ik ook heb aan de dagelijkse oefeningen, leven in het moment kan niet. Het moment is minder dan een seconde, een vingerknip tussen verleden en toekomst, letterlijk een ogenblik. Leven in het nu is onmogelijk, want het nu is al voorbij als je het woord hebt uitgesproken. Ik word steeds een beetje obstinaat als ik dat hoor: 'Leef in het nu.'

Ik leef met mijn benen geworteld in het verleden en mijn hoofd in de toekomst. Met de historie als steun in de rug en de blik op wat nog komen gaat. Of zoals sommige volkeren zeggen: met zicht op het verleden en achter mij dat wat nog komen moet. Daartussenin bevind ik mij. Maar of dat 'nu' is, het 'moment'?

Voor mij bestaat leven uit genieten van herinneringen, ervan leren. En uit plannen maken, er naar toeleven. Doe ik dat dan in het 'nu'? Ik kan al minutenlang niet-denken. Is dat het 'nu'?

Co-incident 1

Lang geleden had ik een buurjongetje, Jos, en een broer, Arie. Jos verongelukte in 1967, Arie in 1973. Toen wij in 1989 en Jos' grote broer Erik in 1994 op de Zwiepseweg kwamen wonen, kregen we nieuwe buren. Zij hadden twee kindertjes: de oudste heet Jos, de jongste Arie. Toen noch nu gangbare namen. Op de kleuterschool was de kleine Arie trouwens niet weg te slaan bij Maaike, de dochter van Aries eertijdse verloofde.

zondag 19 februari 2012

Digitale vingers - pleonasme of tautologie?

De iPad moet je met je vingers bedienen. Zo blok ik in mijn 'Notities' een stuk tekst, tik met mijn wijsvinger op 'kopieer' en buig snel die wijsvinger. Dan komt het: met mijn middelvinger druk ik op de starttoets en vervolgens met diezelfde middelvinger op het icoon van Småbitar. Boven het tekstvak van het blog strek ik mijn wijsvinger, tik er het scherm mee aan en kies voor 'plak'. De tekst verschijnt!
Magie! Er gaat heel veel tekst in een wijsvinger. Proberen of het ook lukt met plaatjes.

Nu weet ik het nóg niet: pleonasme of tautologie?

vrijdag 17 februari 2012

Sociale media: wat moet ik er mee?

Sinds kort heb ik mijn kijk op de ‘social media’ wat bijgesteld. De laatste weken gingen al het getwitter, geschrijf op facebook, LinkedIn, forums en in blogs mij steeds meer tegenstaan. Misschien door allerlei politici die elkaar te lijf gingen, misschien door uitwassen als een jongeman die het ROC bedreigde en voorpaginanieuws werd. In elk geval wel doordat ik er draaierig van werd: te veel informatie van zoveel verschillende kanten en vooral de manier waarop, de snelheid en kortstondigheid: ik kon het niet meer bijhouden. Mijn probleem. Want wat ik graag doe: op de hoogte blijven van nieuwe ontwikkelingen, veranderingen, van wat er gebeurt in de wereld, dat lukte niet meer.
 
Maar het kwam vooral doordat ik het gedrag van de gebruikers van al deze media probeerde te begrijpen en verklaren. Voor mij was het alsof de twitteraars, facebookers en bloggers niets anders deden dan alles wat ze meemaken, denken en vinden meteen te delen met de hele wereld. Exhibitionistisch, niets willen missen, overal wat van vinden en gelezen willen worden door iedereen. Bang om niet gehoord, niet erkend te worden. Ik kreeg er steeds meer de kriebels van.
 
In mijn poging om te begrijpen en te verklaren ben ik teruggegaan naar de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, toen ik zelf jong was. Wat deed ik toen aan sociale communicatie, vertaald naar de mogelijkheden van die tijd?
 
Ik schreef ellenlange brieven aan een aantal vrienden, bijna dagelijks. Met het verslag van gebeurtenissen, maar vooral ook met overpeinzingen en pogingen om de wereld te begrijpen, die ook toen sterk veranderde. Ik probeerde me meningen te vormen en die te toetsen aan die van aan anderen. Hele periodes hield ik een dagboek bij. Ik schreef zelfs nu en dan een ingezonden brief, waarin ik vertelde wat ik ‘ervan vond’ en mijn ongevraagde mening gaf.
Ook sinds die tijd zorg ik iedere jaarwisseling voor een kaart met een gedachte en die stuur ik aan veel mensen. In de zomer krijgen vrienden een verslag van mijn vakantie. Nog geregeld schrijf ik lange brieven, of de moderne versie: e-mails, en nog steeds houd ik periodiek mijn dagboek bij.
 
Pas goed wakker werd ik toen, in een drukke periode, mijn geweten mij parten ging spelen. Moest ik A niet bellen? Zat B niet op een kaart van mij te wachten? Waarom ging ik niet even langs bij C? Wat jammer dat ik D niet meer zag! Wat kon ik doen om aandacht aan E te schenken? Verwachtte F niet dat ik haar brief beantwoordde? Denkt zieke G dat ik hem vergeet? H is jarig geweest en ik heb geen kaart gestuurd!
 
Waarom speelde mijn geweten op? Omdat ik nu eenmaal consciëntieus probeer te zijn in dit soort zaken? Omdat ik vind dat het zo hoort? Dat je geregeld informeert naar het wel en wee van je vrienden en bekenden? Omdat ik vind dat ik het contact moet onderhouden met mensen die ik aardig vind? Of is het gewoon zo dat ik ook graag gezien en gehoord wil worden? Dat laatste speelt ongetwijfeld mee, als ik heel diep in mezelf kijk. Maar net zo belangrijk is dat ik het zo fijn vind om contact te hebben met mensen die in mijn leven wat betekenen of wat betekend hebben. Dat contact houdt mij levendig en geeft mij warmte.
 
De twitteraars, facebookers en bloggers willen niets anders dan ik, lijkt mij, of: hoop ik. De manier waarop, de mate waarin en de snelheid waarmee de verhalen en meningen worden gedeeld zijn anders. Inhoudelijk zijn er niet zulke enorme verschillen tussen hen nu en mij toen. En net als in dit stuk, draait het meestal om ‘ik’ en om gelezen willen worden. Het antwoord op mijn gewetensvragen kan zijn dat ik ook ga twitteren en facebooken. Dan ben ik van alle zorgen af, hoewel … van mijn oude vrienden doet bijna geen het.
 
Er zit niets anders op dan tevreden zijn met af en toe écht contact.
 

woensdag 15 februari 2012

Voor alles is een eerste keer

En zo kreeg ik al een aantal weken voor mijn 63e verjaardag een heuse iPad. Dan kon ik al vast oefenen. Nu, dat is gelukt. Ik ben al verslaafd. Heb al veel ontdekt, te veel, word steeds nieuwsgieriger, kan er niet afblijven. Al die mogelijkheden, al die Apps en dan ook nog eens gevoed worden door mede-gebruikers. Steeds weer een nieuw kunstje, een andere blik op de wereld en zelfs het heelal. 
Er is in elk geval één geruststelling: na mijn afscheid van het werken-in-dienst-van hoef ik niet bang te zijn voor een gebrek aan nieuwe impulsen. Tenzij ik ze nu al allemaal opgebruik. Gebrek aan communicatie was een tijd een schrikbeeld.
Vandaag werd ik gegrepen door het idee te gaan bloggen. Het verschijnsel heeft me tot nu toe nogal tegengestaan. Want wat is het nu helemaal? Wie zit er te wachten op wat ik vind? Op mijn zielenroerselen? En is het in feite geen vorm van exhibitionisme? 
Het bloggen komt echter in de beste families voor. Dát en een verre reis in het verschiet hebben mij de stap doen zetten. Een eerste keer die ik me een paar weken geleden niet had kunnen indenken. Maar ook een die me in Vietnam veel mailtjes  sturen kan schelen. 
De echte eerste keer heb ik per ongeluk gewist. Hoe, daar zal ik wel niet achterkomen. Deze eerste keer is dus in feite de tweede. De lezer ziet dat niet!?